Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want ziet, aangaande [39]dien steen, welken Ik gelegd heb voor het aangezicht van Josua, [40]op dien enen steen zullen [41]zeven ogen wezen; ziet, [42]Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid [43]dezes lands [44]op een dag wegnemen. 39. Namelijk Christus, straks een Spruit genoemd, vs.8, die het fondament en de hoeksteen des tempels werd afgebeeld; Ps.118:22; Jes.28:16. Alzo wederom hier, toen de tempel is gefondeerd en vernieuwd geworden in de tegenwoordigheid van Jozua. 40. Of, in dien steen, te weten in Christus, zal zijn, vooreerst de volheid der Godheid, en daarna overvloed van geestelijke gaven, en voorts volkomen zorg voor zijne kerk. Anders: over. Verstaande de grote zorg des Vaders over Christus en zijn rijk. 41. Verg. met de woorden van dit vers, de woorden van hfdst.4 vs.10; Openb.5:6. 42. Dat is, Ik zal hem kostelijk uithouwen, gelijk men een kostelijken steen fraai polijst en glad maakt; dat is, Ik zal hem [te weten] Christus versieren met menigerlei geestelijke gaven. Hebr. Ik zal zijne opening openen; welke woorden enigen duiden op het lijden en op de wonden van onzen Heere Jezus Christus, waarmede onze ongerechtigheden zijn uitgedelgd en de zaligheid verworven is. 43. Te weten, van de kerk der Joden en heidenen. 44. Te weten, op dien dag als Christus zal gekruisigd worden.